18921 |
nietsnut |
nikswaard:
nikswaert (L318a Keent)
|
nietsnut, iemand die voor niets deugt
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
nieuw licht:
nów leecht (L318a Keent)
|
nieuwe maan
III-4-4
|
19010 |
nieuwsgierig |
naaswijs:
naaswies (L318a Keent)
|
nieuwsgierig
III-1-4
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaperd:
gaapert (L318a Keent),
muizennaas:
moêzenaas (L318a Keent),
nieuwsgierige naas:
nówsgierige naas (L318a Keent),
vangnaas:
vengnaas (L318a Keent)
|
nieuwsgierig iemand || nieuwsgierig persoon || nieuwsgierige neus
III-1-4
|
18122 |
nijdnagel |
ring:
rèng (L318a Keent)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
30857 |
nijptang |
nijptang:
nī.ptaŋ (L318a Keent)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
20752 |
niknak |
niknakje:
Uitsluitend mv. Heilige Nik-nak és de petroën van de kepotte zokke
niknekskes (L318a Keent)
|
kleine koekjes in de vorm van een dierenfiguurtje
III-2-3
|
20504 |
nippen |
aflebberen:
Hae hieët van ze laeve waat aafgelebbertj: hij heeft in zijn leven veel gedronken
aaflebbere (L318a Keent),
sippen:
suppe (L318a Keent),
Oopa kos zoeë lekker suppe aan zien dröpke
suppe (L318a Keent)
|
met kleine beetjes drinken, nippen || met kleine teugjes (hoorbaar drinken), aflikken || nippen aan een glas bier
III-2-3
|
30213 |
nok |
vorst:
vø̜rst (L318a Keent)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekes (L318a Keent),
ef⁄kes (L318a Keent),
ogenblik:
(meervoud: oûgeblikke; verkleinwoord: oûgeblikske).
oûgeblik (L318a Keent)
|
eventjes || ogenblik, korte tijd
III-4-4
|