e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beet, hap hap: Verklw. hepke Aetj uch ieërst ¯n hepke vuuër dejje gaotj  hap (Keent) hap III-2-3
beetje, een weinig fiezel: (meervoud: feêzels).  feêzel (Keent), kwak: (meervoud: kwakke; verkleinwoord: kwekske).  kwak (Keent), kwakje: (is verkleinwoord van kwak).  kwekske (Keent) geringe hoeveelheid III-4-4
begraven begraven: begraâve (Keent) begraven III-2-2
begrip, besef belul: belûl (Keent), benul: benûl (Keent), bezei: bezêj (Keent) begrip, nuchter verstand || verstand, inzicht III-1-4
benauwd en vochtig weer benauwd (weer): benoutj (Keent), dompig (weer): Dômpig waer (benauwd en vochtig weer).  dômpig (Keent) bedompt, benauwd III-4-4
berrie berrie: børi (Keent), kaarbomen: kārbø̜jm (Keent) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] || Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.] I-13, II-3
beschuit beschuit: Beschuût met sókkerkuurkes: beschuit met meisjes Wieërter beschuûtjes: toast Beschuûtekêntje: kantjes van beschuit (waren goedkoper dan beschuit), werden gebruikt om te paneren ¯n rol beschuûte: een rol beschuit  beschuût (Keent) beschuit III-2-3
beschuitpap kindjespap: kintjespap (Keent), lammetjespap: lemkespap (Keent) pap van gekookte melk met suiker en beschuit III-2-3
besvrucht, algemeen beer: bieër (Keent) bes I-7
beton beton: bǝton (Keent), bǝtoŋ (Keent) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9