27237 |
collega |
kameraad:
kamǝrǭt (Q255p Kelmis)
|
Benaming voor de collega in de mijn, ook de manier waarop men elkaar aansprak. [monogr.]
II-4
|
27232 |
dagelijkse werktijd |
schicht:
šix (Q255p Kelmis)
|
De werktijd van één man op één dag. [monogr.]
II-4
|
27123 |
daglicht |
dag:
dāx (Q255p Kelmis)
|
De aardoppervlakte; het daglicht. [monogr.]
II-4
|
27257 |
dagloon |
schichtloon:
šixluǝn (Q255p Kelmis)
|
Het per dienst vastgestelde loon. Dit was geen accoordloon maar een vast loon. [monogr.]
II-4
|
27184 |
dak |
kop:
kop (Q255p Kelmis)
|
De bovenkant van een mijngang. [monogr.]
II-4
|
22645 |
dammen |
dam spelen:
Karte 92.
Dame spielen (Q255p Kelmis)
|
Dame spielen.
III-3-2
|
17702 |
darm |
darm:
dèèrem (Q255p Kelmis)
|
darm, darmen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22772 |
de helft vragen |
geef mich de helft:
jälf mich de hölevte (Q255p Kelmis),
ik krijg wel de helft:
ich kri äl waal de höllevte (Q255p Kelmis)
|
Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
27415 |
de kipwagen in de liftkooi duwen |
erinduwen:
ǝrē̜døjǝ (Q255p Kelmis),
erinstoten:
ǝrē̜štuǝtǝ (Q255p Kelmis)
|
De seingever duwde de volle kipwagens in de liftkooi. [monogr.]
II-4
|
27414 |
de kipwagen uit de liftkooi trekken |
eruittrekken:
ǝrūttrekǝ (Q255p Kelmis)
|
De seingever trok de lege kipwagens uit de liftkooi. [monogr.]
II-4
|