e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelmis

Overzicht

Gevonden: 1094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doelman keeper (eng.): Karte 170.  keeper (Kelmis), tormann, torwart (du.): Karte 170.  Tormann (-wart, -wärter) (Kelmis) Tormann. III-3-2
doen springen sprengen: špręŋǝ (Kelmis) Het gesteente laten exploderen. [monogr.] II-4
donker, duisterx duister: dūūster (Kelmis) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
dood (bn.) dood: dôet (Kelmis) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dooier (het) dool: dǭl (Kelmis), eierdool: ęi̯ǝrdǭl (Kelmis) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
door water het lopen met schoeisel aan platsen: platsje (Kelmis) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2
doorbreken doorbreken: dørǝxbreǝkǝ (Kelmis) Het gesteente kon door de beschoeiingsplanken e.d. heen breken. [monogr.] II-4
doorn, stekel doorn: doͅən (Kelmis), doorntje: döənšə dim (Kelmis) doorn || doornen [RND] III-4-3
dorsen dorsen: dręi̯.šǝ (Kelmis) De algemene benaming van de handeling van het slaan met de dorsvlegel. Zie ook de lemma''s ''dorsen met de vlegel'' (6.1.2) en ''dorsen met de dorsmachine'' (6.2.1). Het traditionele gereedschap om te dorsen is de dorsvlegel; het bestaat uit twee grote houten delen: de vlegelstok die de dorser in de hand houdt en het slaghout of de vlegelklap, waarmee de graankorrels uit de aren geslagen worden. Gewoonlijk dorst men met vier man. Dit is het minst vermoeiend omdat men dan het gemakkelijkst het juiste ritme bewaren kan en een goed ritme maakt het dorsen minder vermoeiend. Men kan echter ook alleen, of met tweeēn of drieēn dorsen, echter nooit met meer dan vier man. Het dorsen met de vlegel is helemaal verdwenen; het was te lastig en het ging niet snel genoeg. Dorsen was één van de eerste gemechaniseerde handelingen van het landbouwbedrijf. De oudste dorsmachine is de rosmolen, waarbij het paard, dat moest rondgaan aan een balk die om een as draaide, de drijfkracht leverde. Later werd de machine door een motor aangedreven, eerst door een stoommachine, dan door benzine- en dieselmotoren. Men onderscheidt bij deze generatie dorsmachines de kopdorser en de breeddorser. Daarna komt de zelfbinder in zwang, die het stro bindt en nog later de combine die tegelijk maait, dorst en bindt. De lemma''s die betrekking hebben op de ruimten in de boerderij waar gedorst werd (de dorsvloer) en waar het koren en het graan werd opgeslagen (de tasruimte en de graanzolder) worden opgenomen in aflevering I.6 Bedrijfsruimten van de boerderij.' [N 14, 1a; JG 1a, 1b; RND 138; A 3, 20; A 4, 27a; A 37, 12; L 1, a-m; L 4, 20; L 19A, 16; L 20, 27a; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; R 3, 63; S 7; Wi 27; NE 2 II, 4 en 3 II, 7; monogr.] I-4
draaiplaat draaiplaats: drīǝnplāt (Kelmis) Plaat die ondergronds werd gebruikt om kipwagens te keren en te verplaatsen bij de kruisingen van het spoor. De plaat was in tegenstelling tot de "draaischijf" niet draaibaar en bezat geen rails. [monogr.] II-4