27193 |
dwarsligger |
zwel:
šwęl (Q255p Kelmis)
|
De dwarsligger waarop de rails werd bevestigd. [monogr.]
II-4
|
27320 |
dynamiet |
dynamiet:
dinamit (Q255p Kelmis)
|
Het dynamiet dat men gebruikte bij het schieten. [monogr.]
II-4
|
27321 |
dynamietpatroon |
dynamietpatroon:
dinamitpatroǝn (Q255p Kelmis)
|
Dynamietpatronen hadden een lengte van ongeveer 10 cm. De houwer kreeg van de opzichter niet meer patronen dan hij voor één dag nodig had. [monogr.]
II-4
|
27417 |
eeltknobbel |
kwert:
kweǝt (Q255p Kelmis)
|
Door het harde werken ontstane eeltknobbel. [monogr.]
II-4
|
27334 |
een boorgat boren |
een schot boren:
ǝnǝ šot boǝrǝ (Q255p Kelmis)
|
[monogr.]
II-4
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən botəram šmērə (Q255p Kelmis),
een taart smeren:
oud
ən tāt šmērə (Q255p Kelmis)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
27385 |
een dynamietpatroon plakken |
een patroon deropkleven:
ǝn patroǝn dropklē̜vǝ (Q255p Kelmis)
|
Een patroon op een grote brok steen bevestigen om die op deze wijze te doen springen. [monogr.]
II-4
|
34532 |
een ei |
ei:
ęi̯ (Q255p Kelmis),
ẽ̜.i̯ (Q255p Kelmis)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
27484 |
een ertslaag vinden |
stoten op:
štuǝtǝ op (Q255p Kelmis),
vinden:
veŋǝ (Q255p Kelmis)
|
Bij een boring in het terrein of bij de voorbereiding een ertslaag vinden. [monogr.]
II-4
|
27122 |
een groeve ontginnnen |
afbouwen:
āfbōwǝ (Q255p Kelmis)
|
Een groeve exploiteren, erts ontginnen. [monogr.]
II-4
|