27130 |
ertsslik |
slam:
šlam (Q255p Kelmis)
|
[monogr.]
II-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄ǝ.ts (Q255p Kelmis)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
äte (Q255p Kelmis),
êêtə (Q255p Kelmis)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
27292 |
etensbakje |
miet:
mit (Q255p Kelmis)
|
Kleine bak waarin men koud eten mee naar de mijn nam. [monogr.]
II-4
|
27293 |
etenszak |
tas:
tājš (Q255p Kelmis)
|
De zak met eten die men voor een bepaalde dienst mee naar de mijn nam. [monogr.]
II-4
|
24143 |
europese kanarie |
kanarievogel:
kanarievogel (Q255p Kelmis)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27372 |
explosie van een dynamietpatroon |
schot:
šot (Q255p Kelmis)
|
[monogr.]
II-4
|
24144 |
fazant |
fazant:
fazaan (Q255p Kelmis)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27490 |
feestdag |
feestdag:
festdāx (Q255p Kelmis),
vierdag:
vīrdāx (Q255p Kelmis)
|
Een feestdag betekende een vrije dag. [monogr.]
II-4
|
20838 |
flauw |
lauw:
lei̯ (Q255p Kelmis)
|
flauw, smakeloos [RND]
III-2-3
|