27402 |
afkoppelen |
afhangen:
āfhaŋǝ (Q255p Kelmis),
afkoppelen:
āfkopǝlǝ (Q255p Kelmis)
|
De kipwagens konden afgekoppeld worden door middel van een haak. [monogr.]
II-4
|
27375 |
afschalen |
narijten:
nǫrītǝ (Q255p Kelmis)
|
Het na het schieten gebroken gesteente verder afkappen. [monogr.]
II-4
|
27389 |
afsluiten van een deel van de mijn |
toemaken:
tumākǝ (Q255p Kelmis),
toezetten:
tuzetǝ (Q255p Kelmis)
|
Het afsluiten van een niet meer gebruikt stuk van de mijn of van een oude mijngang door een versperring van grote stenen op te richten. [monogr.]
II-4
|
27390 |
afsluiting van een mijngang |
afsperrung:
āfšpęroŋ (Q255p Kelmis)
|
De afsluiting van een leeg stuk mijngang waar stiklucht heerst; een vaste muur van dikke brokken steen. [monogr.]
II-4
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
spoelbak:
sjpeulbak (Q255p Kelmis)
|
afwasbak [N 07 (1961)]
III-2-1
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
aller héé.leje (Q255p Kelmis)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
aller zīējle (Q255p Kelmis)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
33621 |
anjelier |
flet:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
flet (Q255p Kelmis)
|
Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
nelke (d.):
-
nelke (Q255p Kelmis)
|
tuinanjer
III-2-1
|
33617 |
appel, algemeen |
appel:
appel (Q255p Kelmis, ...
Q255p Kelmis)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|