27454 |
in kleine korrels neervallen |
grieselen:
jrezǝlǝ (Q255p Kelmis),
malen:
mālǝ (Q255p Kelmis)
|
Langzaam in kleine korrels neervallen, gezegd van gesteente. Men hoorde dan een ritselend geluid, hetgeen gevaar betekende. Wanneer men goed keek, zag men heel fijne scheurtjes in het gesteente. [monogr.]
II-4
|
27384 |
in stukken slaan |
in stukker houwen:
en štøkǝr howǝ (Q255p Kelmis)
|
Brokken gesteente die te groot waren om ze met de schep te scheppen, werden in stukken geslagen. [monogr.]
II-4
|
27157 |
in voorraad hebben liggen |
op stok liggen hebben:
op štǫk lī-jǝ hān (Q255p Kelmis),
op voorraad liggen hebben:
op vø̜̄rǭt lī-jǝ hān (Q255p Kelmis)
|
In voorraad hebben, gezegd van het erts. [monogr.]
II-4
|
27156 |
in voorraad liggen |
op stok liggen:
op štǫk lī-jǝ (Q255p Kelmis),
op voorraad liggen:
op vø̜̄rǭt lī-jǝ (Q255p Kelmis)
|
Opgestapeld liggen van het erts. [monogr.]
II-4
|
27458 |
ingedrukt zijn |
ingeduwd zijn:
ē̜jǝdøjt zīn (Q255p Kelmis)
|
Door de druk van het gebergte kon bijvoorbeeld de kap van een ondersteuning ineengedrukt worden. [monogr.]
II-4
|
27236 |
ingenieur |
ingenieur:
enžǝnjø̄r (Q255p Kelmis)
|
Benaming voor iedere hogere technicus. [monogr.]
II-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
ęšpanǝ (Q255p Kelmis)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
27457 |
invallen |
invallen:
ęvalǝ (Q255p Kelmis),
te breuk gaan:
tǝ brox jūǝ (Q255p Kelmis)
|
Een deel van een mijngang kon door vallend gesteente invallen. [monogr.]
II-4
|
19039 |
jammer |
jammer:
et és joomer (Q255p Kelmis)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeuwk (Q255p Kelmis)
|
jeuk [N 07 (1961)]
III-1-2
|