17624 |
melktanden |
melkstanden:
melks-téng (Q255p Kelmis)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24212 |
merel |
merel:
mèèjl (Q255p Kelmis),
mv.
meele (Q255p Kelmis)
|
merel [Heem 06.2-3 (1962)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33754 |
merrie |
meer:
mēr (Q255p Kelmis)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
32591 |
mest verspreiden |
(mest) spreiden:
šprēi̯ǝ (Q255p Kelmis)
|
De hoopjes mest die op het land liggen, moeten vóór het ploegen gelijkmatig over het land worden verdeeld met de riek: men neemt telkens een hoeveelheid mest op, om deze vervolgens uiteen te schudden, terwijl men met de riek een slingerbeweging maakt. [N 11, 20; N 11A, 23; N M, 8b add.; A 9, 27; RND 51; JG 1a + 1b + 2c; JG 2b-4, 9; monogr.]
I-1
|
32575 |
mest, stalmest |
mest:
mē̜.s(t) (Q255p Kelmis),
mę.s(t) (Q255p Kelmis)
|
De hieronder vermelde woorden zijn van toepassing op natuurlijke mest: het in de stallen van het vee gevormd mengsel van uitwerpselen en strooisel. In de vroegere potstal hoopte de mest zich op, totdat hij na afloop van het (winter)seizoen van daaruit naar het land werd gereden. Later werd de mest uit de stallen in de mestvaalt of -kuil verzameld. Met het woord stalmest, dat naast mest in gebruik is (gekomen), wordt de door het vee geproduceerde mest duidelijker onderscheiden van b.v. kunstmest en groenmest. Ruimer van betekenis dan (stal)mest zijn de abstracte termen beterij en vetting, waarmee het lemma besloten wordt. In de volgende lemmata wordt voor wat mest als deel van een samenstelling of woordgroep betreft, naar dit lemma verwezen. Men zij er echter op bedacht, dat in plaatsen waar men de t van mest als simplex normaal uitspreekt, deze medeklinker vaak nauwelijks of niet gehoord wordt in met mest beginnende samenstellingen (mestkar e.d.) en woordgroepen (mest varen e.d.). Begint het tweede deel van zulk een samenstelling of woordgroep met een s of š, dan worden de beide slotmedeklinkers van mest daaraan zelfs volledig geassimileerd (meststoker, mest spreiden e.d.). [JG 1a + 1b ; N 11, 12 + 16 + 27; N 11A, 3; N M, 10a + b; L 1 a-m; L A1, 200; L 31, 17; S 23; Wi 53; A 9, 25; Gi 1, III 6; RND, 51]
I-1
|
34623 |
met de kar rijden, iets vervoeren |
varen:
vārǝ (Q255p Kelmis)
|
Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.]
I-13
|
27487 |
met de lift omhooggaan |
naar de dag varen:
nǫ dǝr dāx vārǝ (Q255p Kelmis),
opvaren:
opvārǝ (Q255p Kelmis)
|
Vanuit het ondergrondse gedeelte van de mijn met de lift bovengronds gaan. [monogr.]
II-4
|
17946 |
met grote stappen lopen |
stuiken:
sjtoekke (Q255p Kelmis)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27451 |
met planken bekleden |
verschalen:
vǝršālǝ (Q255p Kelmis)
|
Bij het bekleden van de schacht achter de verstevigingsbalken planken plaatsen, zodat men voorkwam dat afbrokkelend gesteente naar beneden viel. [monogr.]
II-4
|
27433 |
metalen draad |
draad:
drǭt (Q255p Kelmis)
|
Metalen draad waarmee men pijpen, stijlen e.d. vastsnoerde. [monogr.]
II-4
|