| 17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
opgeblazen van lijf:
op je blooze van lief (Q255p Kelmis)
|
opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 24489 |
palmboompje |
palm:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
pōͅm (Q255p Kelmis)
|
palmboompje [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
| 24223 |
patrijs |
rebhuhn (du.):
rephoon (Q255p Kelmis)
|
patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 27309 |
penning |
nummer:
numǝr (Q255p Kelmis)
|
Penning met het nummer van de mijnwerker erop die hij bij het begin van de dienst kreeg en daarna weer afgaf. Op deze manier kon men de aanwezigheid controleren. [monogr.]
II-4
|
| 27348 |
perslucht |
luft:
luft (Q255p Kelmis),
presluft:
pręsluft (Q255p Kelmis)
|
Samengepserste lucht, waarmee in het ondergrondse mijnbedrijf verscheidene werktuigen werden aangedreven. [monogr.]
II-4
|
| 27468 |
persluchtlier |
presluchthaspel:
presluǝthaspǝl (Q255p Kelmis)
|
Door perslucht aangedreven lier. [monogr.]
II-4
|
| 27352 |
persluchtslang |
luftschlauch:
luftšlūx (Q255p Kelmis)
|
Persluchtslang. Door deze slang werd de perslucht voor de boorhamer of de persluchtlier aangevoerd. [monogr.]
II-4
|
| 27318 |
personenvervoer in een schacht |
zeelvaart:
zēlvārt (Q255p Kelmis)
|
Het personenvervoer in de transportschacht met behulp van de mijnlift. [monogr.]
II-4
|
| 18281 |
pet: algemeen |
kap:
kap (Q255p Kelmis),
muts:
møts (Q255p Kelmis)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|