33568 |
peterselie |
peterselje:
pētərsīljə (Q255p Kelmis)
|
[ZND 05 (1924)]
I-7
|
23172 |
piano |
klavier (du.):
Karte 244.
Klavier (Q255p Kelmis)
|
Klavier.
III-3-2
|
17991 |
pijn |
pijn:
piŋ (Q255p Kelmis),
wee:
wiə (Q255p Kelmis)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
24225 |
pimpelmees |
pimpelmeesje:
poompel mèske (Q255p Kelmis)
|
pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20060 |
pioen |
paardsroos:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
petsroeəs (Q255p Kelmis)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kean (Q255p Kelmis)
|
[RND 08]
I-7
|
19470 |
plafond |
zolder:
zø̜ldǝr (Q255p Kelmis)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|
17912 |
plassen (met water) |
knoddelen:
knoddele (Q255p Kelmis),
platsen:
platsje (Q255p Kelmis)
|
knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27127 |
plathak |
plathak:
plathak (Q255p Kelmis)
|
Gereedschap in de wasserij, werd voor hetzelfde doel als de de "kretser" gebruikt, maar was steviger en bestond uit massiever ijzer. [monogr.]
II-4
|
27233 |
ploeg arbeiders |
schicht:
šix (Q255p Kelmis)
|
Groep arbeiders die tegelijkertijd werkte. [monogr.]
II-4
|