e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelmis

Overzicht

Gevonden: 1094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitten graven: grãvǝ (Kelmis) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
spoorweg ijzerbaan: īzǝrbān (Kelmis) De spoorweg waarover de kipwagens lopen. [monogr.] II-4
sporen van de haan hanensporen: hānǝspǭrǝ (Kelmis) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spreeuw spraan: sproan (Kelmis) spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)] III-4-1
springen springen: springe (Kelmis) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
sproeten sproetelen: sjproetele (Kelmis) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
staaldraadkabel draadzeel: drǭt˲zēl (Kelmis) Tezamengevlochten staaldraad waaraan een afdiepton bevestigd was. Met behulp van een schachtlier kon men deze ton naar beneden laten zakken. [monogr.] II-4
staart stots: štuts (Kelmis) Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-9
stad stad: štat (Kelmis) stad [RND] III-3-1
stal stal: šta.l (Kelmis) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6