22730 |
standbeeld |
denkmal (du.):
dɛnkma:l (Q255p Kelmis)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
27329 |
steel |
steel:
štēl (Q255p Kelmis)
|
Steel van de hamer, hak enz. [monogr.]
II-4
|
27392 |
steenberg |
schutthalde:
šuthaldǝ (Q255p Kelmis)
|
Wanneer men bij het vullen van een ontgonnen mijngang niet genoeg gesteente had uit de andere ontgonnen mijngangen, voerde men gesteente aan van de steenberg bovengronds. [monogr.]
II-4
|
27363 |
steenstof |
stub:
štøp (Q255p Kelmis)
|
[monogr.]
II-4
|
24251 |
steenuil |
koetsje:
kuitske (Q255p Kelmis),
steenuil:
sjtèè ul (Q255p Kelmis)
|
uil: steenuil (22 vrij klein en afgerond; veel bij boerderijen, knotwilgen en schuurtjes; roep [wieuw, wieuw] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21421 |
stelen |
stelen:
stäle (Q255p Kelmis)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
chomeren (<fr.):
Karte 422
chôm(i)eren (Q255p Kelmis),
stempelen:
Karte 422.
stempel(e)n (Q255p Kelmis)
|
stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
19308 |
stiekem |
stiekem:
sjtikoem (Q255p Kelmis)
|
heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
34050 |
stier |
stier:
stīr (Q255p Kelmis)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
sjtief (Q255p Kelmis)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|