18919 |
luieren |
luieriken:
luierikken (L320b Kelpen)
|
zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22146 |
luikjes of valdeurtjes in het binnendeksel van een duivenmand |
kleppen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
kleppə (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: luikjes en valdeurtjes in het binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
sjerp loe.stərə (L320b Kelpen)
|
[N 84 (1981)]
III-1-1
|
20566 |
lurken |
lurken:
löərkə (L320b Kelpen)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
lusten:
lèùstə(?) (L320b Kelpen),
löstə (L320b Kelpen)
|
lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20509 |
maaltijd |
eten:
ééətə (L320b Kelpen)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22320 |
maandag na driekoningen |
verloren maandag:
verlore maondaag (L320b Kelpen)
|
Maandag na Driekoningen [koppermaondjeg, verloore maondag]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
17671 |
maantje op de nagel |
maantje:
mèùnkə (L320b Kelpen)
|
maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25249 |
maat, algemeen |
maat:
maot (L320b Kelpen)
|
de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17554 |
mager |
schraal:
sjraol (L320b Kelpen),
sjroal (L320b Kelpen)
|
mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|