e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middelvinger middelvinger: middelvinger (Kelpen) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] III-1-1
middenpad middenpad: middepaad (Kelpen) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenrif middenrif: middenrif (Kelpen) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middelrif, middelvlies). [N 84 (1981)] III-1-1
middenschip middenschip: middesjeep (Kelpen) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mikken mikken: mikkə (Kelpen) scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter millimeter: milimeter (Kelpen) het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4
min, voedster voedster: voedster (Kelpen) voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)] III-2-2
mis mis: mes (Kelpen) De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
mis met drie heren drieherenmis: drie hieere mes (Kelpen) Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
mis uit dankbaarheid uit dankbaarheid: oet dankbaarheid (Kelpen) Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)] III-3-3