23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (L320b Kelpen)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
ôongəree.f (L320b Kelpen)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mörgə (L320b Kelpen)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24947 |
oever |
kant:
kantj (L320b Kelpen)
|
oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (L320b Kelpen)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22138 |
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben |
vergunning:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
vərgunning (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
poosje:
pûuskə (L320b Kelpen)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
oksaol (L320b Kelpen)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20547 |
olie |
olie:
olie (L320b Kelpen),
smout:
smaot (L320b Kelpen)
|
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17916 |
omarmen |
vastpakken:
vastpakkə (L320b Kelpen)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|