23479 |
omheining van het kerkhof |
heg:
hek (L320b Kelpen)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17850 |
omhooggaan |
stijgen:
stijgen (L320b Kelpen)
|
rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25013 |
omtrek, omvang |
omtrek:
ómtrék (L320b Kelpen)
|
de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33651 |
omwalde akker |
hof:
hōf (L320b Kelpen)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
25087 |
onbelangrijk |
niet veel:
neet veul (L320b Kelpen),
onbelangrijk:
ónbəlangrie.k (L320b Kelpen)
|
niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21845 |
onbeleefd |
onbeleefd:
ôonbəlééftj (L320b Kelpen)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
lomp:
lôomp (L320b Kelpen)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
onbeschaamd:
onbeschaamd (L320b Kelpen)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klaor (L320b Kelpen, ...
L320b Kelpen)
|
onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
bederven:
bədervə (L320b Kelpen)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|