33333 |
pachtboer |
halfe:
halfǝ (L320b Kelpen)
|
Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI]
I-6
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
paa.t (L320b Kelpen),
weg, weggetje:
weechskə (L320b Kelpen)
|
een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17874 |
pak slaag |
slaag:
slééch (L320b Kelpen)
|
Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24293 |
paling, aal |
aal:
aol (L320b Kelpen)
|
aal, paling [DC 10 (1941)]
III-4-2
|
22553 |
palmpaas |
palmenhaan:
palmenhaan (L320b Kelpen)
|
De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20558 |
pap |
pap:
pap (L320b Kelpen)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21954 |
pap (kropmelk) |
duivenpap:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
doe.vəpap (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder: de pap of kropmelk waarmee de jongen eerst gevoed worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20560 |
parelen |
borrelen:
borrələ (L320b Kelpen)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21950 |
paren van de duiven |
vrijen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
vriejə (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (L320b Kelpen)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|