24730 |
zuurbes |
zuurbes:
WLD
zuurbes (L320b Kelpen)
|
Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20626 |
zuurdeeg |
zuurdeeg:
zôôr deig (L320b Kelpen)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17883 |
zwaaien |
zwingelen:
zwingələ (L320b Kelpen)
|
Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18160 |
zwachtel |
windel:
winjəl (L320b Kelpen)
|
Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17972 |
zwak, ongezond |
zwak:
zwaa.k (L320b Kelpen)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
slap:
slap (L320b Kelpen)
|
Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24288 |
zwarte roodstaart |
roodstaart:
rôêtstèrt (L320b Kelpen)
|
zwarte roodstaart
III-4-1
|
22397 |
zwartepieten (kaartspel) |
zwartepieten:
zwarte piete (L320b Kelpen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24291 |
zwartkop |
grasmus:
graasmös (L320b Kelpen)
|
zwartkop
III-4-1
|
18105 |
zweer |
zweer:
zwēēr (L320b Kelpen)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|