22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
īərlek (L320b Kelpen)
|
Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22065 |
eetbak |
voederbak:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
v‧oorbak (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de eetbak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20526 |
eierkoek |
eierkoek:
ei-jərkook (L320b Kelpen),
eierkoekje:
eierkeukskə (L320b Kelpen)
|
eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22738 |
eiertikken |
kippen:
kuppe (L320b Kelpen)
|
Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21780 |
eigendom |
eigendom:
eigendom (L320b Kelpen)
|
de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22013 |
eigendomsbewijs van de ring |
eigendomsbewijs:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
eigədomsbəwie.s (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: eigendomsbewijs van de ring? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24142 |
ekster |
egest:
aegest (L320b Kelpen)
|
ekster
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
egerstoog:
ēēgəsaoch (L320b Kelpen)
|
Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
èl (L320b Kelpen)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18829 |
ellende (lijden) |
elend:
îelenj (L320b Kelpen)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|