18337 |
een paar sokken |
sokken:
zök (Q015b Kerensheide)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32592 |
een riek mest |
riek (mest):
rēk (Q015b Kerensheide)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een krankheid in de leden hebben:
hē heat n krankied in de léje (Q015b Kerensheide)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17585 |
eerste baardharen |
melkbaard:
mèèlkbaard (Q015b Kerensheide)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19571 |
eetlepel |
eetlepel:
eetleepel (Q015b Kerensheide)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20613 |
eetlust |
honger:
hònger (Q015b Kerensheide)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
24419 |
emelt, larve van de langpootmug |
worm:
wórm (alg.) (Q015b Kerensheide)
|
emelt, larve van de langpootmug, zeer schadelijk wormpje in graan- en grasland [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17703 |
endeldarm |
endeldarm:
enteldèèrm (Q015b Kerensheide)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
worm:
wórm (alg.) (Q015b Kerensheide)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19519 |
etensketeltje |
henkelmann (d.):
hinkelman (Q015b Kerensheide)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|