e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerensheide

Overzicht

Gevonden: 492
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lidmaat, ledematen lid, leden: lēje (Kerensheide) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lies lies: lies (Kerensheide) lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] III-1-1
loenje teugel: tø̜gǝl (Kerensheide) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: loere (Kerensheide) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
long long: longe (Kerensheide) long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] III-1-1
lopen lopen: loope (Kerensheide) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
losse linnen halsboord boordje: beurdje (Kerensheide) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet manchet: manchette (Kerensheide) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
luchtpijpen luchtpijpen: lochpiep (Kerensheide) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
luier pisdoek: pisdook (Kerensheide) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2