18270 |
slipjas |
slipjas:
slipjas (Q015b Kerensheide)
|
jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17695 |
slokdarm |
krop:
krop (Q015b Kerensheide)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17577 |
sluik haar |
pletshaar:
plètsjhòòr (Q015b Kerensheide)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17836 |
sluimeren |
knikkebollen:
knikkebolle (Q015b Kerensheide)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17741 |
smaak |
smaak:
smaak (Q015b Kerensheide)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33973 |
smalle buikriem |
buikzeel:
buk˲ziǝl (Q015b Kerensheide)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|
33691 |
smalle weg, pad |
paadje:
pē̜tjǝ (Q015b Kerensheide)
|
Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
19040 |
snikken |
snikken:
snikke (Q015b Kerensheide)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
33996 |
snoer |
snoer:
snōr (Q015b Kerensheide)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
18025 |
snottebel |
snotterpul:
[Naar analogie met snoterkuiken? Cfr. WNT: pul, 1) Jong van een kop of eend ...]
snoterpöl (Q015b Kerensheide)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|