19574 |
drinkglas |
beker:
beker (Q015b Kerensheide)
|
drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20622 |
dronken zijn |
een stuk in de vot hebben:
’n stuk in z’n vot hebbe (Q015b Kerensheide)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
retireren (<fr.):
rettereere (Q015b Kerensheide)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33963 |
dubbele lijn |
dubbele lijnt:
dɛbǝl lęnjtj (Q015b Kerensheide)
|
Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34]
I-10
|
17666 |
duim |
duim:
doem (Q015b Kerensheide)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18006 |
duizelig |
duizig:
deuzig (Q015b Kerensheide)
|
duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
duzendpoat (Q015b Kerensheide)
|
duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18685 |
dunne sjaal |
sjaaltje:
sjélke (Q015b Kerensheide)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
eelt:
jélt (Q015b Kerensheide)
|
eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
een toot zetten:
n toot zitte (Q015b Kerensheide)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|