23159 |
touwtjespringen |
koordspringen:
/
koordspringen (K317a Kerkhoven)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
22486 |
traktatie van de bruidegom (kwansel) |
zuip:
zuip (K317a Kerkhoven)
|
de tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17928 |
trant |
gang:
gank (K317a Kerkhoven)
|
Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19809 |
trapleuning |
leun:
lø̄n (K317a Kerkhoven)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
17958 |
trappelen |
trappelen:
trappele (K317a Kerkhoven)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33955 |
trekhaken, -ogen |
treithaken:
trɛthākǝ (K317a Kerkhoven)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
34589 |
trekschei |
schei:
sxęi̯ (K317a Kerkhoven)
|
De eerste van de verbindingscheien tussen de berries. Aan de uitstekende delen schei werden vaak de trekkettingen of de strengen vastgemaakt met behulp van platte, gebogen ijzers. Zie ook het lemma uitstekende delen van de trekschei en in WLD I.10, het lemma strengen. Zowel het feit dat er opgaven in het meervoud voorkomen als de opmerking van de correspondent uit Q 111 wijzen erop dat ook de tweede schei als trekschei gebruikt wordt: "het vastmaken van de strengen is hier gebruikelijk aan het tweede balkje indien licht geladen, anders aan het eerste balkje". Opmerking bij de kaart: er zijn vier benamingen die op het eerste zicht samenstellingen zijn van de plaatselijke benaming voor "streng" (hacht, kling, klink en trek). De verspreiding van "trekschei" stemt echter hoegenaamd niet overeen met de verspreiding van trek voor "streng", wat doet besluiten dat het hier om een samenstelling met een deverbativum van het werkwoord trekken gaat (vgl. hiervoor kaart 16 van wld I.10). [N 17, 25a; N G, 58b; JG 1a; JG 1b]
I-13
|
18934 |
treuzelen |
treuzelen:
treuzelgat = iemand die treuzelt
diee joenge kan treuzele (K317a Kerkhoven)
|
Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
22861 |
trommeltje |
trommeltje:
trumḷkə (K317a Kerkhoven)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
22672 |
trompet |
trompet:
trompet (K317a Kerkhoven)
|
het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)]
III-3-2
|