20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vrijer:
vrijer (K317a Kerkhoven, ...
K317a Kerkhoven)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 115 (2003)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
17607 |
jukbeen |
jukbeen:
jukbeen (K317a Kerkhoven)
|
Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon, jukbeen, wangbeen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18232 |
juweel |
edelsteen:
edelsteen (K317a Kerkhoven)
|
Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17604 |
kaakgestel |
kaken (mv.):
koaken (K317a Kerkhoven),
schaar:
scheir (K317a Kerkhoven)
|
Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
21912 |
kaal duivenjong |
platjong:
plàtjoŋk (K317a Kerkhoven)
|
Kaal duivenjong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
28604 |
kaalsnijden |
uitsnijden:
uitsnijden (K317a Kerkhoven)
|
Het uitsnijden van alle of bijna alle raten met een mes. [N 63, 81b]
II-6
|
20768 |
kaantjes |
kaaiens:
kōͅi’əs (K317a Kerkhoven)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
ke̞ͅs (K317a Kerkhoven)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaartspelen:
koͅ.ərtspe.i͂ (K317a Kerkhoven)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
22395 |
kaarten bijnemen |
sloeberen:
sloeberen (K317a Kerkhoven)
|
kaarten bijnemen [rafelen, fretten] [N 112 (2006)]
III-3-2
|