e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkhoven

Overzicht

Gevonden: 1473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korfkrammen bijhaken: (enk)  bihāk (Kerkhoven) IJzeren krammen. Met een paar van deze krammen of haken wordt het hoogsel of het onderzetstuk stevig aan de korf bevestigd. [N 63, 5d] II-6
korfmes bijmes: bimɛs (Kerkhoven) Mes waarmee de imker de raten opsnoeit. Wanneer hij honing wil oogsten zal hij hiermee alle of bijna alle raten uit de korf snijden. Volgens de informanten van L 289 en L 333 kan daarvoor ieder willekeurig mes gebruikt worden. Daarop wijzen ook de woordtypen gewoon mes en mes. Andere woordtypen wijzen op een bepaald soort mes. Het kan een schaapschaarmodel zijn (L 416), een langwerpig mes dat aan de onderkant rond gebogen is (L 210, 414), een spatelvormig mes (P 120) of een mes met zeer korte snede haaks aan een lange steel (Q 253). [N 63, 80c; N 63, 81c] II-6
kort geknipt haar bros: bros (Kerkhoven), stoppelhaar: stoppelhaar (Kerkhoven) Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)] III-1-1
korte laars get: getten (Kerkhoven) Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3
kortwas was: was (Kerkhoven) De bij het opsnoeien van de raten verkregen was. [N 63, 80b] II-6
koster koster: köstər (Kerkhoven), doffe e  de kester (Kerkhoven) koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrbənōͅiən (Kerkhoven), kotelet: køͅtəlɛtə (Kerkhoven) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koude bouw koudbouw: kǫwbǫw (Kerkhoven) Manier van raten bouwen waarbij de raten met de smalle kant naar het vlieggat zijn gekeerd, dwars op het vlieggat. De term koude bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17b; N 63, 17c] II-6
koudvuur vuur: vuur (Kerkhoven) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)] III-1-2
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Kerkhoven) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1