20700 |
pannenkoek |
pannenkoek:
pannekook (K317a Kerkhoven)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
18295 |
pantoffel |
slof:
oo = tusschen lang en kort
ne sloof (K317a Kerkhoven)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
ne parreplu (K317a Kerkhoven)
|
paraplu [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
18395 |
parel |
bijou (fr.):
(oester) bijou (K317a Kerkhoven),
oesterbijou:
(oester) bijou (K317a Kerkhoven)
|
Kent u de volgende woorden? Wat bedoelt u ermee? Hoe spreekt u ze uit? [N 114 (2002)] || Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pōͅrə (K317a Kerkhoven)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (K317a Kerkhoven)
|
Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
`dorp`
perochie (K317a Kerkhoven)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
nuchter kalf:
nøxtǝrǝ [kalf] (K317a Kerkhoven)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
18183 |
passen |
passen:
passen (K317a Kerkhoven)
|
Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pa’sto.ər (K317a Kerkhoven)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|