18403 |
pruik |
toupet (fr.):
toupet (K317a Kerkhoven),
valse haren:
valse haar (K317a Kerkhoven)
|
Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18926 |
prutsen |
knutselen:
ergens lang en stil aan knutselen (K317a Kerkhoven),
prutsen:
prutsen (K317a Kerkhoven)
|
prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
20311 |
puber |
kajuit:
mar.: staat er echt! Vgl, Schuermans etc. s.v. "kajuit, kajute"= slecht, versleten paard! Vgl. WNT s.v. "kajute - kajuut"= id.
kajuit (K317a Kerkhoven)
|
iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønt (K317a Kerkhoven)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
24227 |
putter |
distelvink:
desəlveŋk (K317a Kerkhoven)
|
putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27904 |
raam |
venster:
vę̃ ̝stǝr (K317a Kerkhoven
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
28447 |
raat |
raat:
rāt (K317a Kerkhoven),
schuif:
(mv)
sxø̜̄wvǝ (K317a Kerkhoven),
wasschijf:
wasschijf (K317a Kerkhoven)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
28653 |
raathoning, tafelhoning |
raathoning:
raathoning (K317a Kerkhoven)
|
Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.]
II-6
|
33577 |
radijs |
radijsje:
radeske (K317a Kerkhoven)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
18167 |
rafel |
pluisje:
pləskes (K317a Kerkhoven)
|
Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|