e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkom

Overzicht

Gevonden: 949
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brede buikriem onderhulp: ondǝrhø̜lǝp (Kerkom) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
breien strikken: strikken (Kerkom) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strikijzers (Kerkom), strikijzes (Kerkom) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breuk breuk: breuk (Kerkom), hij is gebroken: hi is gebroken (Kerkom) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
briesen blazen: blōǝzǝ (Kerkom) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: bryǝ (Kerkom), brȳ (Kerkom) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeds broedkarig: brutkǭrex (Kerkom) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedziek broedkarig: brutkǭrǝx (Kerkom) Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.] I-12
broek: algemeen broek: broek (Kerkom, ... ), als in het A.B.N  bruk (Kerkom) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
brompot bronker: ’n bronker (Kerkom) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1