| 33983 |
brede buikriem |
onderhulp:
ondǝrhø̜lǝp (P180p Kerkom)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
| 18786 |
breien |
strikken:
strikken (P180p Kerkom)
|
Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 18787 |
breinaald |
strikijzer:
strikijzers (P180p Kerkom),
strikijzes (P180p Kerkom)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 18099 |
breuk |
breuk:
breuk (P180p Kerkom),
hij is gebroken:
hi is gebroken (P180p Kerkom)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
| 33840 |
briesen |
blazen:
blōǝzǝ (P180p Kerkom)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
| 34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
bryǝ (P180p Kerkom),
brȳ (P180p Kerkom)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
| 34502 |
broeds |
broedkarig:
brutkǭrex (P180p Kerkom)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
| 34503 |
broedziek |
broedkarig:
brutkǭrǝx (P180p Kerkom)
|
Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.]
I-12
|
| 18197 |
broek: algemeen |
broek:
broek (P180p Kerkom, ...
P180p Kerkom),
als in het A.B.N
bruk (P180p Kerkom)
|
broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
| 21603 |
brompot |
bronker:
’n bronker (P180p Kerkom)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|