34342 |
bronstig |
breustig:
brøu̯stex (P180p Kerkom)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
33864 |
bronstig, van merries |
sturig:
stȳrex (P180p Kerkom)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brouwen (P180p Kerkom)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25659 |
brouwerij |
brouwerij:
brouwerij (P180p Kerkom),
brāręj (P180p Kerkom)
|
De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.]
II-2
|
25672 |
brouwgraan |
wintergarst:
węntǝrgast (P180p Kerkom),
zomergarst:
zōmǝrgast (P180p Kerkom)
|
Het graan dat in de mouterij tot mout verwerkt wordt. Gebruikte men vroeger verschillende graansoorten, de laatste tientallen jaren daarentegen verwerkt men vrijwel uitsluitend gerst als basisgrondstof, omdat deze graansoort zeer zetmeelrijk is, haar kiemvermogen sterk is en de versuikering snel en regelmatig geschiedt (Claessen, pag. 2.1). De invuller uit L 210 merkt op dat de gerst werd betrokken uit Tjsechoslowakije en Zuid-Polen en bovendien dat Hannamout de beste gerst was. Tegenwoordig gebruikt men zomergerst, omdat die minder eiwit bevat. De zegsman uit L 290 vermeldt dat de beste gerst uit Tsjechoslowakije kwam. Later werd de mout gebruiksklaar aangeleverd. In de oorlog gebruikte men bij gebrek aan grondstoffen ook ma√Øsmeel en havermeel met toevoeging van witte siroop (melasse). De respondent uit L 318 noemt als aanlevergebieden voor gerst Oostenrijk, Hongarije, Australië en de provincie Zeeland. Vraag N 35, 16 luidde: "Het graan dat in de brouwerij arriveerde om verwerkt te worden. "Doordat in de vraag het woord brouwerij in plaats van mouterij werd gebruikt en een aantal brouwerijen geen eigen mouterij bezat of in ieder geval de mout gebruiksklaar aangeleverd kreeg (L 290, 387), is het verklaarbaar dat enkele invullers op genoemde vraag het woordtype "mout" hebben geantwoord. [N 35, 16; monogr.]
II-2
|
25711 |
brouwhuis |
brouwplak:
brāplak (P180p Kerkom)
|
De plaats waar de ketels en kuipen staan opgesteld. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''brouwerij''. [N 35, 51; L 22, 27b; monogr.]
II-2
|
25709 |
brouwmeester |
brouwer:
brǫwǝr (P180p Kerkom)
|
De leidinggevende persoon die belast is met de voornaamste werkzaamheden in het brouwhuis zoals beslaan, aftrekken en klaren, koken en wort koelen. Uit de opgaven blijkt dat in de meeste kleine brouwerijen de brouwmeester alle hierboven genoemde werkzaamheden zelf deed, soms bijgestaan door een of meer helpers. Daarom zijn de antwoorden op de vragen N 35, 58a/b/ c/d in dit lemma samengevoegd. Alleen de brouwerij in L 362 kent voor ieder van de werkzaamheden een specifieke arbeider terwijl men in L 294, P 120 en Q 95 voor het koelen van de wort een aparte koeler in dienst heeft. In L 325 was de brouwersknecht verantwoordelijk voor het klaren en aftrekken. [N 35, 58a; N 35, 58b; N 35, 58c; N 35, 58d]
II-2
|
25708 |
brouwsel |
gebrouwsel:
gǝbrǫwsǝl (P180p Kerkom)
|
De hoeveelheid bier die in een keer wordt gebrouwen. Een "brouwsel" is volgens de invuller uit Q 20 dertig hectoliter. [N 35, 57; N 35, 21; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brug (P180p Kerkom)
|
een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruidjes (P180p Kerkom),
engeltje:
engelkens (P180p Kerkom)
|
Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|