e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkom

Overzicht

Gevonden: 949
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naoogstrijf gritsel: gretsǝl (Kerkom) Het stuk gereedschap dat voor het naoogsten wordt gebruikt. Doorgaans doet men dit met de grote houten hark die ook voor het bijeenhalen van het hooi wordt gebruikt. Zie het lemma ''houten hooihark'' (4.2.4) in aflevering I.3. Maar er is ook ander gereedschap voor in omloop, met name een zeer grote hark met een blok van meer dan één meter (tot wel 150 cm) breed en met grote ijzeren tanden, ook wel bosduivel genoemd en ook gebruikt voor het bijeenhalen van bladeren of dennenaalden voor de potstal. Dit laatste benoemingsmotief is bijeengezet in de woordtypen achterin het lemma. In de volgende plaatsen is opgegeven dat men naoogst met de harkmachine (vergelijk het lemma ''hooivergaarmachine'' (4.2.11) in aflevering I.3: L 163, 163a, P 177 (scharmachine: sxē̜ǝrmašen), 195 (idem), Q 121c, 162 en 166 (gritselmachine: gritsǝlmǝšin). In L 164, 265, 290 en 368b is opgegeven dat men naoogst met de houten eg; in L 214, 270, 286 en Q 77 met de houten gaffel. Soms is de constructie van de houten hooihark extra verzwaard om het graanveld na te oogsen; zo is in L 318b, 320c, Q 2 en 2b opgegeven dat de hark twee stelen heeft en in K 357, L 163, 163a, 321 en Q 71 dat er aparte handvaten aan de steel zijn gemonteerd om gemakkelijker te kunnen trekken.' [N 15, 38b en 38c; N 18, 93; JG 1a, 1b, 2c; L 34, 41; monogr.; add. uit N 15, 38a] I-4
nascharren, naoogsten beteengritselen: bǝdiǝngretsǝlǝ (Kerkom) De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93] I-4
nasproeien laatste bewerking: lęstǝ bǝwęrkǝŋ (Kerkom) Water op de omgezette moutmeelresten brengen om ze nog eens te bewerken. [N 35, 40; monogr.] II-2
nek nak: nak (Kerkom) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
nemen, pakken nemen: nème (Kerkom) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
niet drachtig muntig: møntǝx (Kerkom) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
omhulsel van het teellid sluis: slās (Kerkom) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omzetten draaien: drē̜ǝ (Kerkom), mengelen: (het geweekt brouwgraan wordt) gǝmęŋǝlt (Kerkom) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] || Van de natte, kiemende gerst de onderste laag boven brengen. De invuller uit P 180 merkt op dat dit omzetten twee maal per dag geschiedt. Volgens de respondent uit L 210 maakt men hopen van ongeveer 25 cm hoogte om warmte, en daardoor broeiing te verwekken. [N 35, 11; N 35, 9; monogr.] I-4, II-2
onbewolkt klaar: kleer (Kerkom) klaar, helder [ZND 19A (1936)] III-4-4
ondergisting koude gisting: koude gisting (Kerkom) De gisting die optreedt bij temperaturen tussen 5 en 10 graden Celsius. [monogr.] II-2