21006 |
prei |
poor:
poͅur (P180p Kerkom)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
een schoon billeken (P180p Kerkom),
skoon
e schoon billeke(n) (P180p Kerkom)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
22356 |
priktol |
ijsdop:
Peervormige dop (werptol).
ijsdop (P180p Kerkom)
|
Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
bek:
bęk (P180p Kerkom)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
ook materiaal znd 19a, 003
aodig (P180p Kerkom),
curieus:
ook materiaal znd 19a, 003
kerjeus (P180p Kerkom)
|
zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21164 |
rails |
ritten:
ritten (P180p Kerkom)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
rijder:
rēͅər (P180p Kerkom)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33207 |
rapen |
rapen:
rǭ.pǝ (P180p Kerkom)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rij (P180p Kerkom)
|
rij [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
21455 |
rekenen |
rekenen:
rekenen (P180p Kerkom)
|
rekenen [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|