33096 |
spits, kop van de mijt |
kop:
kǫp (P180p Kerkom)
|
Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
25840 |
spon |
bom:
bom (P180p Kerkom)
|
Stop waarmee men het vulgat van een vat kan sluiten. De opgave "bon" uit L 318 is volgens Claessen (pag. 2. 54) een verbastering van "bom". [N 35, 92; N 35, 93; add.; monogr.]
II-2
|
25852 |
sponnen |
toemaken:
tāmǭkǝ (P180p Kerkom)
|
Vaten met behulp van een spon afsluiten. [N 35, 92]
II-2
|
34582 |
sporten |
speken:
spii̯kǝ (P180p Kerkom),
sproten:
sprǫu̯tǝ (P180p Kerkom)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
17818 |
springen |
springen:
sprenge (P180p Kerkom)
|
springen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34055 |
springstier |
springvar:
sprɛŋk˲vɛ̄r (P180p Kerkom)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
20125 |
staart |
staart:
stat (P180p Kerkom, ...
P180p Kerkom)
|
Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9
|
33976 |
staartriem |
staartteugel:
staartteugel (P180p Kerkom)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
28377 |
stal |
stal:
stal (P180p Kerkom)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
34056 |
stamboekstier |
gekeurde var:
gǝkø̄dǝ vɛ̄r (P180p Kerkom)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|