e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkom

Overzicht

Gevonden: 949
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke geit geit: gęi̯t (Kerkom) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef tooitje: tuikə (Kerkom) teef [Goossens 1b (1960)] III-2-1
vrouwelijke kat kattin: koͅ’tin (Kerkom) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Kerkom) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vulketel biertaps: birtęps (Kerkom) Het gereedschap waarmee de vaten aangevuld worden. [N 35, 77] II-2
vullen in grote bewaartanks zetten: en gruwtǝ bǝwāwrtaŋs zętǝ (Kerkom) Het jonge bier in de legervaten of legertanks brengen voor de nagisting. [N 35, 79] II-2
waarschuwingsapparaat manometer: mānōmētǝr (Kerkom) Het apparaat in de wortketel dat aangeeft wanneer het brouwsel te hard kookt. De invuller uit Q 32 vermeldt dat hun "overkoker" een werktuig was dat door het bedrijf zelf ontwikkeld was. Over het algemeen waren er echter geen speciale apparaten die waarschuwden voor overkoken. Volgens de zegsman uit L 325 mocht overkoken zeker niet gebeuren, zodat oplettendheid geboden was. In Q 101 werd als waarschuwing een "brul" gegeven wanneer het brouwsel te hard dreigde te gaan koken. [N 35, 59] II-2
wagen wagel: wǭgel (Kerkom) Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.] I-13
wanmolen duivelmolen: dyvǝlmø̄lǝ (Kerkom), dyvǝlmø̜i̯lǝ (Kerkom) De wanmolen is een toestel waarbij wind wordt verwekt door schoepen of vleugels die door middel van een draaiijzer in beweging worden gebracht. Die wind blaast tegen een schuingeplaatst rooster, waarboven een trechter is geplaatst. Door deze trechter loopt het nog met kaf en graanafval vermengde graan langzaam op het rooster. Door de wind waait het afval weg; het graan glijdt naar beneden, komt dan, tenminste bij rogge en tarwe, nogmaals op een daaronder geplaatst rooster, waarover nogmaals wind waait en komt tenslotte terecht in een vat waarmee de maat werd bepaald (zie de aflevering over de molenaarsterminologie, WLD II,3), of, bij latere uitvoeringen, via een schuif in zakken. Wanneer het type kafmolen naast het type wanmolen in één plaats voorkomt, dan duidt het eerste doorgaans de ouderwetse wanmolen zonder zandzeef aan.Vanwege het helse kabaal dat de wanmolen maakte, werd deze wel duivel of duivelmolen genoemd. In L 320a merkt de zegsman dan ook op dat de ruimte waarin de wanmolen draait wel de hel wordt genoemd. Zie afbeelding 14. [N 14, 40a, 40b en 40c; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 49; R 3, 64] || Het werktuig waarmee de gerst na aankomst in de mouterij gereinigd wordt. Een trieur is een modernere, volmaaktere uitvoering van de wanmolen. Volgens de invuller uit L 377 wordt de gerst meestal niet eerst gereinigd, maar gaat direct in water. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''trieur''. [N 35, 1; N 35, 8] I-4, II-2
wannen met de wanmolen duivelen: dyi̯vǝlǝ (Kerkom) Het werken met de wanmolen. Zie voor de fonetische documentatie van [wannen] het lemma ''wannen met de wan'' (6.3.1) en zie ook de toelichting bij dat lemma. [N 14, 39; JG 1a, 1b; monogr.] I-4