e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
diep boren voorboren: vȳrboǝrǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vȳǝrboǝrǝ (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167] II-5
dieptewijzer teufenzeiger: tǫjfǝtsējǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]) Meter op de ophaalmachine die aangeeft op welke diepte de schachtkooi zich bevindt. [monogr.] II-5
dier, beest beest: bieës (Kerkrade), dier: deer (Kerkrade, ... ) beest || dier III-4-2
dij bovenbeen: boavebé (Kerkrade) dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
dik sap van steenvruchten zeem: ideosyncr.  zeem (Kerkrade) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden opstijven: óp-stieve (Kerkrade) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke boterham kuilboterham: Syst. WBD  koel-bōtram (Kerkrade) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke hakken dikke hak: dekǝ hak (Kerkrade) Verdikking aan de achterkant van het spronggewricht tengevolge van vochtophoping, die kan ontstaan door trappen, stoten of slaan tegen harde voorwerpen. Het is duidelijk merkbaar als men het achterbeen van opzij bekijkt. Zie afbeelding 17 en 18. [N 8, 90d, 90e, 90f, 90h en 90j; monogr.] I-9
dikke neus dikke tul: dikke tül (Kerkrade) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] III-1-1
dikke wollen sjaal dikke sjaal: dikke sjal (Kerkrade) das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)] III-1-3