17856 |
draaien |
draaien:
driene (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
drieëne (Q121p Kerkrade),
driënən (Q121p Kerkrade),
driənən (Q121p Kerkrade),
dríənə (Q121p Kerkrade)
|
draaien [DC 02 (1932)], [ZND A2 (1940sq)] || Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
26138 |
draaiend werk |
gangwerk:
jaŋkwęrǝk (Q121p Kerkrade)
|
Algemene benaming voor de draaiende onderdelen van zowel de wind- als de watermolen. [N O, 22; monogr.]
II-3
|
33727 |
draaihek |
vouwer:
vǫwǝr (Q121p Kerkrade)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
24950 |
draaikolk |
draaikolk:
drieënkolk (Q121p Kerkrade)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22680 |
draaiorgel |
draaienorgel:
drieënórjel (Q121p Kerkrade)
|
Draaiorgel.
III-3-2
|
28339 |
draaiplaats |
draaiplaat:
driǝnplāt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
draaiplaats:
driǝnplātš (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
draaischijf:
drīǝnšīf (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
platenvloer:
plātǝvluǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Een ijzeren plaat, al dan niet vastliggend, waar de mijnwagens op worden gedraaid. [N 95, 695; monogr.; Vwo 766]
II-5
|
31771 |
draaizaag, keerzaag |
draaizeeg:
driǝnzē̜ǝx (Q121p Kerkrade)
|
Spanzaag die wordt gebruikt om langs kromme en gebogen lijnen te zagen. Het zaagblad is draaibaar in het raam bevestigd en aan één uiteinde voorzien van een handgreep. Het zaagblad is ongeveer 60 tot 70 cm lang en 5 tot 10 mm breed. Zie ook afb. 20. [N 53, 7; N 53, 8i-j; monogr.]
II-12
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
ww. is drachtig:
ideosyncr.
drechtieg (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33873 |
drachtige merrie |
volle meer:
vǫl mēr (Q121p Kerkrade)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
draden:
dreud (Q121p Kerkrade),
ringen/randen:
räng (Q121p Kerkrade),
vamen:
veam (pl) (Q121p Kerkrade)
|
[N Q (1966)]
I-7
|