e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dragen dragen: drage (Kerkrade, ... ), dragen (Kerkrade), drá(r)ə (Kerkrade) dragen [DC 02 (1932)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: ⁄t ies dreëd (Kerkrade) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drager van het baldakijn hemeldrager: himmeldreëjer (Kerkrade) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel vanendrager: vanedreëjer (Kerkrade) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drank drank: Verklw. drenks-je  drank (Kerkrade), flssiges (du.): flüssiechs (Kerkrade), gedrinks: ⁄t jetrèngs (Kerkrade), Drink draa, dats doe ¯t jedrenks kaod sjtels  jedrenks (Kerkrade) drank || drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drāvǝ (Kerkrade) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef laan: laan (Kerkrade) een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen granden: granke (Kerkrade), zeuren  jran’ke (Kerkrade), joenken: joenke (Kerkrade), knaatsen: knaat’sje (Kerkrade), mitschen: RhWb V, 1197 mitschen: in hohen Tönen eigensinnig Weinen, von Kindern  mieëtsje (Kerkrade) drenzen || drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || jengelen, zeuren || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dressoir vertiko: fɛrtiko (Kerkrade) salonkast met vitrine III-2-1
driekantige vijl drie-/drij-eckige vijl: dręjɛkegǝ vil (Kerkrade) Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b] II-11