e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afdrager afdrager: āf˱drējǝr (Kerkrade) Arbeider die de vormbakken met daarin de vormelingen van de vormtafel naar de droogplaats brengt. Zie ook het lemma ɛneerslagerɛ. In Q 111 werd het werk van de afdragers meestal door vrouwen gedaan.' [N 98, 97; monogr.] II-8
afdunnen verdunnen: vǝrdønǝ (Kerkrade) Aangemaakte verf na enkele maanden op juiste dikte brengen door toevoeging van lijnolie en terpentijn. [N 67, 27b] II-9
afgeroomde melk afgedraaide melk: āfxǝdrii̯ndǝ melk (Kerkrade), ondermelk: oŋǝrmelk (Kerkrade) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug uitgemergde zeug: ūsjǝmɛrgdǝ [zeug] (Kerkrade) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) pony: ene ponnie (Kerkrade, ... ), enne ponnie (Kerkrade), ponny (Kerkrade) haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)] III-1-1
afhuiden afvillen: ǭfvɛlǝ (Kerkrade), uitslachten: usslaxtǝ (Kerkrade) Met behulp van een rond mes snijdt men, de hand soepel vanuit de pols bewegend, de huid los van het lijf. In P 108 werden kalveren met een fietspomp opgeblazen, waardoor de huid lichter werd. Zodoende kon men die makkelijker verwijderen. [N 28, 51; monogr.] II-1
afkalven afbrokkelen: aafbrökkele (Kerkrade) afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4
afkoken afzwellen: ¯t Jemus aaf¯sjwelle  aaf’sjwelle (Kerkrade), stoven: sjtoevə (Kerkrade), zwellen: sjwelle (Kerkrade) afkoken (groenten) || Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)] III-2-3
afkomst komaf: kom e-raaf (Kerkrade) afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)] III-2-2
afkoppelen afhangen: āfhaŋǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma]), afkoppelen: āfkopǝlǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Aan elkaar gekoppelde mijnwagens losmaken. [N 95, 679 add.; monogr.; Vwo 42; Vwo 43; Vwo 45; Vwo 483] II-5