30693 |
dubbele ladder |
dobbele steekledder:
dubǝlǝ štē̜xlɛdǝr (Q121p Kerkrade)
|
Ladder bestaande uit twee delen die aan de bovenzijde scharnierend met elkaar zijn verbonden. [N 67, 63d]
II-9
|
29953 |
dubbele pik |
bikkel:
bekǝl (Q121p Kerkrade),
spitshak:
špetshak (Q121p Kerkrade)
|
Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.]
II-9
|
28383 |
dubbelkettingtransporteur |
dobbelkettentransporteur:
dubǝlkɛtǝtranspǫrtø̄r (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
kratsband:
kratsba.nt (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
kratsbant (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
schraper:
šrāpǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583]
II-5
|
21608 |
dubbeltje |
spitsboefje:
spitsbeufje (Q121p Kerkrade)
|
dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doef (Q121p Kerkrade),
dūf (Q121p Kerkrade),
Eng doef (Q121p Kerkrade)
|
duif [GTRP (1980-1995)] || Duif. || Een duif. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-2
|
21933 |
duif bleek met allerlei kleurschakeringen |
mouche (fr.):
moesj (Q121p Kerkrade)
|
Bonte duif.
III-3-2
|
22273 |
duif effen lichtbruin? |
vale, een -:
vaal (Q121p Kerkrade)
|
Duif met een vale kleur.
III-3-2
|
22275 |
duif met een donkere borst en witte vleugels |
schildje:
sjildsje (Q121p Kerkrade)
|
Duif met een donkere borst en witte vleugels.
III-3-2
|
21927 |
duif met kleine kleurschakeringen |
sprikkel:
sjprikkel (Q121p Kerkrade)
|
2. Gespikkelde duif.
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (Q121p Kerkrade),
d‧uf (Q121p Kerkrade),
mv.
doeve (Q121p Kerkrade)
|
duif
III-4-1
|