34541 |
een ei afpellen |
pellen:
pɛlǝ (Q121p Kerkrade),
schellen:
šęlǝ (Q121p Kerkrade)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
25600 |
een gleuf aanbrengen in het deegbrood |
knippen:
knepǝ (Q121p Kerkrade),
snijden:
šni-ǝ (Q121p Kerkrade)
|
Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a]
II-1
|
34523 |
een haan snijden |
castreren:
kastrērǝ (Q121p Kerkrade)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
27801 |
een hellingshoek aanhouden |
afvaren:
āfvāre (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits])
|
Een bepaalde hellingshoek naar beneden aanhouden bij de aanleg van bijvoorbeeld een steengang. [monogr.; N 95, 856; div.]
II-5
|
20131 |
een hond vleien |
reitzen (d.):
ideosyncr.
raitze (Q121p Kerkrade),
streicheln (d.):
ideosyncr.
sjtraichele (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19855 |
een huis huren |
mieten (d.):
mītə (Q121p Kerkrade)
|
huren
III-2-1
|
30049 |
een huis uitzetten |
uitzetten:
ūs˲zɛtsǝ (Q121p Kerkrade)
|
De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.]
II-9
|
20508 |
een kater hebben |
een kater haan:
⁄ne kater ha.n (Q121p Kerkrade)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30125 |
een keldergewelf maken |
welven:
wø̜lǝvǝ (Q121p Kerkrade)
|
Wanneer men een kelder van troggewelven wil voorzien, worden er eerst van muur tot muur ijzeren profielbalken gelegd op een onderlinge afstand van 1,5 m. Tussen de balken worden vervolgens de gewelven gemetseld, waarbij als tijdelijke steun een formeel wordt gebruikt. [N 32, 20c; monogr.]
II-9
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
kramelen:
Mar.: "kramen
kroamele (Q121p Kerkrade)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|