e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijngebouwd (een) fijne: fiŋǝ (Kerkrade) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijnkool fijnkool: fajnkoǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), fijnkool (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Emma]), gries: jres (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Steenkolen met een afmeting kleiner dan 10 mm. [N 95, 463] II-5
fijt fijt: fiet (Kerkrade) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas filet: fiellie (Kerkrade) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal filiaal (<fr.): fieliejaal (Kerkrade) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
fladderen fladderen: fladdere (Kerkrade) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1
flambouw flambouw (<fr.): flambouw (Kerkrade) Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3
flaphoed flaphoed: flaphód (Kerkrade), loesj: loesj (Kerkrade), loesjhoed: loesjhód (Kerkrade) flaphoed III-1-3
flatting flatting: flɛteŋ (Kerkrade) Vernis die bij voorkeur wordt gebruikt voor het grondvernissen. Daarbij wordt de flattinglaag na verharding afgeslepen zodat oneffenheden verwijderd kunnen worden en er een vlakke en tevens matte oppervlakte ontstaat. Flatting kan als grondlaag voor buiten- als voor binnenwerk worden aangewend. [N 67, 21c] II-9
flauw flauw: flauw (Kerkrade), lauw: läu (Kerkrade) flauw, smakeloos || niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3