e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fokmerrie tuchtmeer: zø̄xmēr (Kerkrade  [(vgl duits Zugm√§hre)]  ) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fonkelen, flonkeren glitseren: jlietsere (Kerkrade) levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
fooi drinkgeld: drinkjeld (Kerkrade) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] III-3-1
framboos brochmiemel: bróch’miemmel (Kerkrade), framboos: mv: -oeze  framboeze (Kerkrade), himbeere (du.): hiem’beer (Kerkrade) [DC 13 (1945)]framboos I-7
fret fret: fret (Kerkrade), ret: ret (Kerkrade) fret || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
frezen frezen: frē̜zǝ (Kerkrade) Het hout met behulp van de freesmachine bewerken. [N 53, 109a; monogr.] II-12
fris weer koel: keul (Kerkrade) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
frisdrankenhuisje kantine: kantin (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Eisden]), kantine (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), melkboede: melxb˙ūt (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Wilhelmina]  [Emma, Maurits]), melksboede: melxsb˙ūt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]) Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15] II-5
fronsen vouwen: vauwe (Kerkrade) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
front front: frǫnt (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Willem-Sophia]) Het uiteinde of de zijde van de mijngang die in het gesteente of in de steenkoollaag vooruitgedreven wordt. Werkfront in het algemeen. [N 95, 10; N 95, 398; monogr.; Vwo 329] II-5