e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gek persoon flabbinus: flabbienus (Kerkrade) onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] III-1-4
gekantelde pijler overkiepte streb: øvǝrkiptǝ štr ̇ēp (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Pijler met een hellingspercentage groter dan 90 graden. [N 95, 286 add.] II-5
gekheid maken flauwekul: flauwekul (Kerkrade), gekken: jek’ke (Kerkrade), spaen (du.): sjpas’se (Kerkrade) gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)] || gekheid maken, spotten || schertsen III-1-4
gekkenhuis gekhuis: jekkəs (Kerkrade), gekkenhuis: jekkehoes (Kerkrade) een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)] || gekkenhuis III-3-1
gekneusd geblutst: ideosyncr.  jebludsjd (Kerkrade) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
geknield zitten knien: ziech kneie (Kerkrade) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geknipt werk snijvoeg: šnivōx (Kerkrade), snijwerk: šniwęrǝk (Kerkrade) Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.] II-9
geknotte wilg knotwijde: -  knotwie (Kerkrade), wijde: wiej(e) (Kerkrade) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)] III-4-3
gekookte hersens gekookte harren: geko‧gde hiere (Kerkrade) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekookte lijnolie gekookte öl: jǝkǭx˱dǝ ø̜al (Kerkrade) Lijnolie die enige uren tot ongeveer 2500 C. werd verhit, onder toevoeging van geringe hoeveelheden lood- en mangaanverbindingen. [N 67, 13b] II-9