24151 |
gekraagde roodstaart |
roderstaartje:
rôêdersjtètsje (Q121p Kerkrade),
roodstaartje:
rōêdersjtétsje (Q121p Kerkrade),
zonder nadere specificatie ondergebracht bij Gekraagde Roodstaart
roeëd’sjtets-je (Q121p Kerkrade)
|
gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17580 |
gekruld haar |
krullenhaar:
krollehaor (Q121p Kerkrade),
krollehoar (Q121p Kerkrade),
kròlle hoar (Q121p Kerkrade),
wellen:
wälle (Q121p Kerkrade)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
jilt (Q121p Kerkrade),
jɛld (Q121p Kerkrade),
jɛlt (Q121p Kerkrade),
moneten:
vgl. Kerkrade Wb. (pag. 178): monete, mv. geld, duiten.
monete (Q121p Kerkrade),
penningen:
fenekke (Q121p Kerkrade)
|
geld [RND], [ZND A1 (1940sq)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
24578 |
gelderse roos |
hoefblad:
idiosyncr.
hófblad (Q121p Kerkrade)
|
Gelderse roos (viburnum opulus). Tot 3 m hoge struik; de bladeren zijn enkelvoudig en 3- tot 5-lobbig, slap en grof getand; de bloemen staan in platte tuilen, die aan de rand groot, stervormig en onvruchtbaar zijn; de middelste zijn kleiner en vruchtbaar. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24809 |
gele ganzebloem |
kattekruid:
idiosyncr.
kettekroed (Q121p Kerkrade),
paardsbloem:
idiosyncr.
peëdsblom (Q121p Kerkrade)
|
Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24152 |
gele kwikstaart |
akkerstaartje:
akkersjtes-je (Q121p Kerkrade),
akkərsjtets-je (Q121p Kerkrade),
geel akkerstaartje:
jael akkersjtétsje (Q121p Kerkrade),
kwikstaart:
kwikstats (Q121p Kerkrade)
|
kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24488 |
gele narcis |
maartsster:
maarts-ster
meëts’sjteer (Q121p Kerkrade),
morgenster:
mör’jsjteer (Q121p Kerkrade)
|
narcis
III-4-3
|
33239 |
gele voederwortel |
moren voor het vee:
mūrǝ vȳr t viǝ (Q121p Kerkrade),
reuben:
røbǝ (Q121p Kerkrade)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
28250 |
geleidingsbomen |
leibalken:
lęjbalkǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
strossbomen:
štrǫsbø̄m (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
štrǭsbø̄m (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Houten geleidingsbomen of stalen geleidingsbalken die aan de schachtbalken zijn bevestigd en ervoor zorgen dat de liftkooien en skips tijdens hun op- en neergaande beweging op hun plaats blijven. Volgens de invuller uit L 417 zijn de "guiden" die men in de mijn in Waterschei gebruikt van hout en is de "guidenage" in de mijn van Zwartberg van ijzer. [N 95, 96; monogr.]
II-5
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
leësmès (Q121p Kerkrade),
stille mis:
sjtil mès (Q121p Kerkrade)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|