e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gierzwaluw geitenmelker: jéétemélker (Kerkrade) gierzwaluw (16,5 zwartbruin; sikkelvleugels; broedt in muurgaten en onder dakpannen; veel in de stad; druktemaker; roep luid [wieieie, wieieie] [N 09 (1961)] III-4-1
gieten, hard regenen gutsen: joe⁄sje (Kerkrade), plensen: plan⁄sje (Kerkrade), zeiken: zeke (Kerkrade) gutsen, hard regenen || overvloedig, in stromen neervloeiend, gezegd van vloeistoffen [spetten, gutsen, golven, garzelen, plenzen] [N 91 (1982)] || plenzen III-4-4
gieter gietkan: jeskan (Kerkrade, ... ), pruits: prø&#x0304tš (Kerkrade), spruits: šprø&#x0304ts (Kerkrade) gieter || Werktuig dat wordt gebruikt bij het blussen van kleine hoeveelheden kalk, het bereiden van mortel, het bevochtigen van metselstenen etc. [N 30, 23a; monogr.] II-9, III-2-1
gietijzer gootijzer: jos˱īzǝr (Kerkrade) Ruw ijzer, ijzer zoals het uit de hoogovens komt. De term wordt ook gebruikt voor ijzer dat door omsmelting van gietijzer verkregen is. [monogr.] II-11
gif gif: jif (Kerkrade) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
gildeknecht gezel: jezel (Kerkrade) De knecht van een gilde [knaap]. [N 88 (1982)] III-3-2
gispen, geselen vitsen: vietse (Kerkrade) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist heffe: hęfǝ (Kerkrade), hɛfǝ (Kerkrade), zuurdeeg: sawǝrdęjx (Kerkrade) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glaceren lazeren: lazērǝ (Kerkrade) Bij hout- en marmerschilderen het aanbrengen van een dunne, doorschijnende verflaag die vervolgens met speciale kwasten wordt behandeld. Het lazuren (L 163, P 219) wordt gedaan met lazuurverf, een verf die het onderliggend materiaal laat doorschemeren. [N 67, 84a] II-9
glacé glac (fr.): lacé (Kerkrade) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3