23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
kongregation (du.):
konjratsiejoeën (Q121p Kerkrade)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
jódslamp (Q121p Kerkrade)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30629 |
goed besleten kwast |
aangesleten pinsel:
ājǝšlē̜sǝ pinzǝl (Q121p Kerkrade)
|
Kwast waarvan de haarbundel door het gebruik op een goede manier is afgesleten. Een goed besleten kwast geeft doorgaans verfwerk met weinig of geen strepen. [N 67, 31a]
II-9
|
28125 |
goed dak |
goed berggesteendes:
jot bɛrxjǝšteŋs (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Beringen]),
goede berg:
jawǝ bɛrx (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Domaniale]),
jǫwǝ bɛrx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia])
|
Een goed dak laat bij het afkloppen een scherpe, helle klank horen. Het bestaat uit vaste steen. [N 95, 890]
II-5
|
34324 |
goed groeiend varken |
schik in zitten:
(in dat varken) zetst šek e (Q121p Kerkrade)
|
[N 76, 17; JG 1a]
I-12
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
voorrang maken:
vuura maache (Q121p Kerkrade)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33826 |
goed uit de weg kunnend |
(een) vlotte:
flǫtǝ (Q121p Kerkrade)
|
Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d]
I-9
|
23796 |
goede vrijdag |
kaarvrijdag:
[vgl. Du. Karfreitag]
kaarvriedieg (Q121p Kerkrade)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
jouwwèch (Q121p Kerkrade),
kaarweek:
[vgl. Du. Karwoche]
kaarwèch (Q121p Kerkrade)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18954 |
goedzak |
domgraaf:
doeëmjroaf (Q121p Kerkrade)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|