33503 |
groente, algemeen |
gemeus:
jemus (Q121p Kerkrade),
groens:
jrungs (Q121p Kerkrade),
ideosyncr.
jreuns (Q121p Kerkrade)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] || groente
I-7
|
20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
zeumeren:
zumere (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32985 |
groenvoer |
groenvoer:
jrø̜ŋvōr (Q121p Kerkrade)
|
De algemene benaming voor het gewas dat wordt gebruikt als voeder voor de dieren. De afzonderlijke voedergewassen worden behandeld in aflevering I.5 in de paragraaf "voedergewassen". Bij het type snijkoren wordt opgemerkt: "vroeg gezaaid koren dat in de lente als groenvoer wordt afgemaaid". Bij het type bonenkoren: "omdat erna bonen werden verbouwd"; vergelijk ook in het lemma ''masteluin'' (1.2.11), sub haverbonen. Krokken is eigenlijk voederwikke; luzerne is een klaversoort. [N 11A, 28a; N M, 14; L 48, 26; Lu 2, 26; monogr.]
I-4
|
21329 |
grof |
(een) grove:
jrǭvǝ (Q121p Kerkrade)
|
Gezegd van een paard met zware poten. Een aantal antwoorden is opgenomen in het lemma ''zwaar paard'' (4.5.1), omdat het daar eerder thuishoort. [N 8, 64b]
I-9
|
17547 |
grof gebouwd |
fors:
forsj (Q121p Kerkrade),
goed van poten en aderen:
got van poate en oare (Q121p Kerkrade),
zwaar:
sjwaor (Q121p Kerkrade),
zwaar gebouwd:
sjwoor jebouwd (Q121p Kerkrade),
De informant geeft [schaor] op. Is dit misschien [schwaor]?
schaor jebout (Q121p Kerkrade)
|
zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17548 |
grof gebouwd persoon |
beer:
bier (Q121p Kerkrade)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17549 |
grof gebouwde vrouw |
machine:
eng machien (Q121p Kerkrade),
mangel:
in mangel (Q121p Kerkrade),
postpaard:
(= groot en grof).
e pos-paed (Q121p Kerkrade),
pratskont:
ing pratsjkónk (Q121p Kerkrade),
pratsvot:
ing pratsjvot (Q121p Kerkrade),
tangbammel:
(is meer dik bedoeld).
⁄n tang-bam-mel (Q121p Kerkrade)
|
fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
19979 |
grommen |
grommen:
ideosyncr.
jromme (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
33321 |
grond waarop de boerderij staat |
hof:
hǫf (Q121p Kerkrade)
|
Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.]
I-6
|
33674 |
grond, aarde |
aarde:
eǝt (Q121p Kerkrade),
ø̜rt (Q121p Kerkrade),
drek:
drɛk (Q121p Kerkrade)
|
De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.]
I-8
|