25142 |
guur, kil en schraal weer |
schoerweer:
schoer weêr (Q121p Kerkrade),
schrouw (weer):
schrauw (Q121p Kerkrade),
schuiderig (weer):
JK: correct overgenomen
sjoederieg (Q121p Kerkrade),
schuw (weer):
shoow weêr (Q121p Kerkrade),
spits (weer):
sjpits (Q121p Kerkrade)
|
huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29733 |
haag |
haag:
hāx (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
Het hagebed met de daarop schuin en kruiselings opgestapelde vormelingen. Schuermans (Algemeen Vlaamsch Idioticon) merkt op pag. 169 over haag op: ø̄̄eene rij opeengestapelde ongebakken tichelstenen, die men alzoo verder laat droogen en, als het regent, met matten overdekt. Zoo zegt men: ɛde brikken of tichelsteenen staan in de hagenɛ(Limb.).ø̄̄' [N 98, 101; monogr.; L 26, 10] || Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.]
I-8, II-8
|
24532 |
haagappel |
haamappel:
haam’appel (Q121p Kerkrade),
heggenroosje:
heggeroosje (Q121p Kerkrade),
rode bes:
-
roe besse (Q121p Kerkrade)
|
meidoorn, vrucht (Crataegus) [DC 69 (1994)] || meidoornvrucht || vrucht van de meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24606 |
haagbeuk |
beukheg:
-
beukekker (Q121p Kerkrade),
haambeuk:
haam’buk (Q121p Kerkrade)
|
haagbeuk || haagbeuk (Carpinus betulus) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
24876 |
haagwinde |
pispot:
pis’pot (Q121p Kerkrade),
wilde winde:
welǝ weŋ (Q121p Kerkrade),
-
wille wing (Q121p Kerkrade)
|
Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
25415 |
haak waarmee men de varkensnagels verwijdert |
haak:
hǭk (Q121p Kerkrade)
|
Meestal wordt hiervoor de haak gebruikt die aan de bovenkant van de krabber zit. Men gebruikt er ook wel een stuk gereedschap voor dat hiervoor bruikbaar en voorhanden is zoals de S-vormige spekhaak, trektang, mes met scherpe punt, of men rukt de nagels met de hand af. Bij de opgaven ''haak van de schel'', ''haak van de krabber'' e.d. is van de schel, van de krabber niet fonetisch gedocumenteerd. Voor de opgaven voor ''schel'', ''krabber'' e.d. zie men het lemma ''krabber''. [N 29, 36; monogr.]
II-1
|
31994 |
haaks |
winkelig:
weŋkǝlix (Q121p Kerkrade)
|
Zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. De haaksheid van een voorwerp kan worden opgemeten met een winkelhaak. [N 53, 199a; monogr.]
II-12
|
27898 |
haaks op de laag |
bergslag:
bɛrxšlāx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Willem-Sophia])
|
Gezegd van ondersteuningen. Men spreekt van "haaks op de laag" of "bergslag" geplaatste stijlen, wanneer zij loodrecht tussen dak en vloer zijn geplaatst. In het geval dat dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, staan de stijlen "bergslag" als zij haaks onder het dak zijn gezet. [N 95, 295; monogr.]
II-5
|
34471 |
haan |
haan:
hān (Q121p Kerkrade),
haantje:
hęǝnšǝ (Q121p Kerkrade),
hɛnšǝ (Q121p Kerkrade),
kukeleku:
kykǝlǝkȳ (Q121p Kerkrade),
kukereku:
kykǝrǝkȳ (Q121p Kerkrade)
|
Het mannetje van de hoenderen. [N 19, 39; A 39, 3c; A 6, 1a; A 2, 30; L 7, 27; L 14, 19; L 26, 17; L 1a-m; JG 1a, 1b; Wi 13; Wi 17; Gwn 5, 15 add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
34469 |
haan zonder staart |
zonder staart:
zoŋǝr štats (Q121p Kerkrade)
|
[N 19, 62a]
I-12
|