31324 |
handschroef |
handschroef:
haŋkšruf (Q121p Kerkrade),
staartschroefstok:
štatsšrufštǫk (Q121p Kerkrade)
|
Kleine, ijzeren staartbankschroef waarin men een werkstuk kan vastklemmen. Zie ook afb. 58. De handschroef wordt gebruikt onder meer gebruikt bij het klinken, solderen en met de hand vijlen van kleine voorwerpen. [N 33, 204b; N 33, 241]
II-11
|
29938 |
handvat van de troffel |
greep:
jref (Q121p Kerkrade),
heft:
hɛf (Q121p Kerkrade)
|
Het handvat van de troffel kan in hout of kunststof zijn uitgevoerd. [N 30, 7c; monogr.]
II-9
|
33040 |
handvat van de zicht |
greep:
jrif (Q121p Kerkrade)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|
31209 |
handvatring |
splijtring:
šplīsreŋk (Q121p Kerkrade)
|
Kleine metalen band aan het einde van het handvat van een werktuig om het splijten van het hout te verhinderen. [N 33, 251]
II-11
|
32872 |
handvatten |
griffen:
gref (Q121p Kerkrade)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|
19566 |
handveger, stoffer |
handkwispel:
haŋkkwespəl (Q121p Kerkrade),
kwispel:
kwespəl (Q121p Kerkrade),
kwispel (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
samen met DC 15, 7b
kwispel (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
handveger || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)]
III-2-1
|
31383 |
handvijl, blokvijl |
blokvijl:
blǫk˲vil (Q121p Kerkrade)
|
Platte, stalen vijl, rechthoekig van doorsnede en zonder punt. Soms is één kant van het blad enkel en één kant dubbel gekapt. De vijl kan voor diverse werkzaamheden gebruikt worden. Zie ook afb. 100. [N 33, 95 add; monogr.]
II-11
|
25056 |
handvol |
handvol:
haffel (Q121p Kerkrade)
|
de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29809 |
handvormsteen |
handvormsteen:
haŋk˲vǫrǝmštē (Q121p Kerkrade),
veldbrandsteen:
vɛlt˱braŋkštē (Q121p Kerkrade),
vormsteen:
vǫrǝmštē (Q121p Kerkrade)
|
Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.]
II-8
|
29157 |
handweefgetouw |
weefstoel:
weǝfštōl (Q121p Kerkrade)
|
Het weefgetouw dat bediend wordt met de hand. De afmetingen hiervan zijn nogal verschillend; gewoonlijk is de lengte 2,5 m tot 3 m, de breedte ongeveer 2 m en de hoogte tot aan de draagarmen 2,5 m (Grothe, pag. 338). Zie afb. 54 en 55. [N 39, 1b; N 39, 1a; N 5A øIŋ, 9c; monogr.]
II-7
|